Het bewogen leven van drie poldermolens (slot)

Toen na een aantal jaren bleek dat het nieuwe stoomgemaal naar behoren functioneerde viel het besluit om de stenen Middel- en de Zuidmolen te onttakelen en in te richten als dienstwoningen. De Middelmolen werd woning voor de machinist en de Zuidmolen voor die van de stoker van het stoomgemaal.

Onttakeling van de Middel- en Zuidmolen

Toen na een aantal jaren bleek dat het nieuwe stoomgemaal naar behoren functioneerde viel het besluit om de stenen Middel- en de Zuidmolen te onttakelen en in te richten als dienstwoningen. De Middelmolen werd woning voor de machinist en de Zuidmolen voor die van de stoker van het stoomgemaal. December 1887 begon het onttakelen van de molens. Het karwei werd gegund aan de al eerder genoemde Sliedrechtse molenmaker Frederik Streefland, die voor de prijs van ƒ 1.600,-. het werk verrichtte. Al het gaande werk werd uit de molen gesloopt. Ook verdwenen de wieken, de kruiïnrichtingen, de schepraderen, et cetera. De draaibare molenkap werd vervangen door een vast dak. Voor het dekken van de daken diende Streefland gebruik te maken van het bij de sloop vrijgekomen riet. Omdat het windrecht nu niet meer van toepassing was vond al spoedig aanplanting van heesters en fruitbomen rond de onttakelde molens plaats. In 1926 kregen de woon-molens aansluiting op het elektrisch lichtnet en in 1932 op de waterleiding. In 1927 werd de ‘voorvliet’, waar de molens vroeger op maalden, gedempt. Men gebruikte hiervoor de grond van de kade waarop de voormalige molens stonden. Hierin le­verde vooral oudmolenaar Pieter de Krey een werkzaam aandeel.

Machinisten

De eerste man die het nieuwe ‘watermesjien’ ging bedienen was machinist P. Huis. Molenaar Kees de Krey die tot dan toe molenaar op de Noordmolen was, werd als stoker op het nieuwe gemaal aangesteld. Na het vertrek van machinist Huis kwam machinist P.C. Kruys. Kruys ging in 1910 met pensioen. Zijn opvolger was Martinus de Bode. De Bode was werkzaam op de scheepswerf van L. Smit en Zn. in Kinderdijk, waar hij stoommachines in schepen installeerde.

Nieuw dieselgemaal

In de jaren 1923-1924 vond er opnieuw een wijziging in het bemalingssysteem van de Polder Sliedrecht plaats. Dit gebeurde nadat de Dienst van het Stoom-wezen de ketel had afgekeurd. Zo verrees naast het bestaande stoomgemaal een ruwolie centrifugaalpompgemaal met een capaciteit van 100 m3 water per minuut. Het gemaal bestond uit een verticale tweecilindrische 4-tact Bronsmotor uit Appingedam van 96 tot 110 P.K. die direct aan een Storkcentrifugaalpomp uit Hengelo, met een capaciteit van 210 tot 225 omwentelingen per minuut, met dubbele instroming was gekoppeld.

De gietijzeren zuig- en persbuis hingen schuin af in respectievelijk de Sliedrechtse Binnen- en Buitenvliet. De middellijn van de zuigbuis was 900 mm. Ook hier vermeldt een gedenksteen ons de volgende gegevens: Verbouwd in 1923 door het bestuur van de Polder Sliedrecht. J.L.A. van Haaften, voorzitter; D. Brasser, secretaris penningmeester; J. Prins Azn., heemraad; Adr. Schagen, heemraad; Corn. Visser, heemraad; Wim Visscher, heemraad; A. Nolen, ingenieur. Aanvankelijk moesten de vaten dieselolie vanaf de weg over de kade gerold worden tot bij het dieselgemaal. Later werd een bovengrondse leiding op betonnen paaltjes langs de kade naar de opslagtanks aangelegd. Twee tanks met een inhoud van 20.000 en 25.000 liter stonden achter het dieselgemaal opgesteld en één van 6000 liter lag ernaast. Na de ingebruikname van het dieselgemaal werd de stoommachine met ketel door Gerrit Rijsdijk Jzn, sloper en koopman te Zwijndrecht, ontmanteld en werden de onderdelen afgevoerd. Ook de schoorsteen viel onder de slopershamer. Met de ingebruikneming van het nieuwe dieselgemaal werd de functie van stoker opgeheven. Molenaar Pieter de Krey jr, die deze functie de laatste tijd bekleedde kreeg toen de zorg over onder andere het onder­houd van watergangen, vlieten, kaden, et cetera toegewezen.

Het dieselgemaal van de polder Sliedrecht uit 1923

De laatste der Mohikanen

Machinist M. de Bode maakte de overgang van stoom naar olie (diesel) nog net mee en bleef in dienst van de Polder Sliedrecht tot aan zijn pensionering in 1949 om ook het nieuwe ‘watermesjien’ te bedienen. Zijn opvolger werd machinist Theo Bons, die echter in 1957 emigreerde naar Australië. Er was dus weer een nieuwe machinist nodig. Op een advertentie, geplaatst in de regionale kranten, reageerden maar liefst 140 reflectanten. De man die dan uiteindelijk Bons zou opvolgen was machinist Jan Verstoep die dat deed op 1 september 1958. Hij zou de laatste machinist worden, want ook hier bleven de ontwikkelingen niet stilstaan.

Tweede Wereldoorlog

Naast angst, zorg, verdriet en honger bracht de Tweede Wereld­oorlog ook een groot grondstoffen-tekort met zich mee. Rantsoenering moest een evenredige verdeling bewerkstelligen tussen de verschil­lende gebruikers. De quota ruwolie dat het bestuur van de Polder Sliedrecht voor het dieselgemaal kreeg toegewezen was vaak niet toereikend om, vooral in natte perioden al het overtollige water uit de polder te slaan. Daarom liet het polderbestuur in de jaren 1941-1942 ten noorden van het diesel­gemaal een noodbemaling inrich­ten. Zij liet daartoe eerst de sloot, die van de Zandvliet naar de Graafdijk liep, op diepte brengen en plaatste daarna op de westelijke oever van de Sliedrechtse Binnenvliet een 6-tal ijzeren weidemolentjes, smadelijk ook wel ‘schrikmolentjes’ genoemd. Zij trokken het overtollige water uit de sloot en sloegen het uit op de Sliedrechtse Binnenvliet die in verbinding stond met de Alblas/Graafstroom. De molentjes waren netjes op een rij geplaatst. De onderlinge afstand bedroeg zestig meter. Ze hadden een vlucht van drieëneenhalve meter. Met een capaciteit van 200 m3 water per uur kon het water 75 cm opgevoerd worden. Bij flinke wind zelfs tot 1,50 meter. De leverancier van de molentjes was de firma Bosman uit Piershil.Op het laatst van de oorlog kreeg het polderbestuur helemaal geen ruwe olie voor het dieselgemaal toegewezen, om de doodeenvoudige reden dat het er niet meer was. Men zocht toen zijn heil bij teerolie. Het ‘watermesjien’ werd er echter zo verschrikkelijk vuil van dat men na de oorlog de machine geheel moest demon­teren en alle onderdelen grondig reinigen. In 1948 was er weer voldoende brand­stof voor het dieselgemaal en werden de zes ijzeren staketsels langs de Sliedrechtse Binnenvliet, die zo driftig konden ratelen in de wind, opgeruimd en herkreeg de omgeving weer haar oude vertrouwde beeld terug.

De zes weidemolentjes. Ook wel aanbrengertjes genoemd.

Watersnoodramp van 1953

Met de watersnoodramp van 1 februari 1953 bewees het gemaal grote dienst. Door een breuk in de dijk in Papendrecht stroomde het hele gebied van het wa­terschap De Nederwaard onder water. Het gemaal bleef gelukkig nog net droog.

Ook bleven de Middel- en Zuidmo­len droog, omdat zij iets hoger liggen. De toegangsweg naar de beide mo­lens kwamen echter wel onder water te staan. Toen men met de grootst mo­gelijke krachtsin­spanning op donder­dagavond 5 februari 1953 het gat in de rivierdijk te Papen­drecht wist te dich­ten kon het dieselgemaal direct met het droogmalen beginnen. Om het water zo snel mogelijk uit de Polder Sliedrecht te krijgen draaide het gemaal dag en nacht. Dat betekende hard werken voor machinist Bons. Gelukkig was de gepensi­oneerde machinist De Bode bereid tijdens die bewogen periode de helpende hand te bieden. Na zes weken viel de polder droog en kon met het herstel van de waterschade begonnen worden.

Sloop van de voormalige Middelmolen

Omdat de voormalige Middelmolen, waarop machinist Verstoep met zijn gezin woonde niet meer aan de eisen van die tijd voldeed, werd voor hem in de onmiddellijke omgeving van het dieselgemaal een nieuwe woning gebouwd. Dat werd gerealiseerd in de jaren 1971-1972. De bouwvergunning verkreeg men echter onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat, na het gereedkomen van de woning, de voormalige Middelmolen gesloopt moest worden. In 1973 werd dan de voormalige Middelmolen gesloopt door het Sliedrechtse bedrijf De Groot Schagen B.V. Alleen het gedeelte dat boven de grond uitstak werd gesloopt. De fundering bleef dus in grond zitten. Het puin verdween in de grond rondom de gesloopte molen. Omdat de molen met tras was gemetseld waren de zo fel begeerde gele IJsselsteentjes er niet meer heel uit te krijgen. Zo is ook voor deze Middelmolen het doek gevallen en leeft hij slechts nog in de herinnering voort.

Verkoop van de voormalige Zuidmolen

Medio mei 1967 verliet molenaar Pieter de Krey met zijn vrouw de tot dienstwoning ingerichte Zuid-molen. Beider hoge leeftijd maakte dit noodzakelijk. Voor het polderbestuur was dit het moment om de voormalige molen van de hand te doen, compleet met een halve bunder land. Door de moeilijke toegankelijkheid van de voorma­lige molen, er was geen verharde weg, en de heersende voorwaarden die ten grondslag lagen aan het bestemmingsplan slaagde men er aanvankelijk niet in deze te verkopen. Door achterstallig on­derhoud gecombineerd met leegstand trad weldra het proces van verval van de voormalige Zuidmolen in. Ramen werden aan diggelen gegooid. Een openge­draaide waterkraan zette de hele boel onder water. Leidingen wer­den van de wand gerukt, etcetera. Eindelijk is er in 1974 een gegadigde voor de molenstomp. De Sliedrechtenaar L. Schagen, van het bedrijf De Groot Schagen B.V., kocht de voormalige Zuidmolen met bijbehorende grond van het bestuur van de Polder Sliedrecht. Schagen had grootse plannen. Hij wilde de molenstomp helemaal renoveren en deze dan gaan gebruiken als zomer- of buitenverblijf. Vijf jaar later kwam hij echter te overlijden en daardoor kwamen de renovatieplannen op losse schroeven te staan. Het verval van de molenstomp zette zich dan ook met onverminderde ijver voort. Het dak stortte op een gegeven moment in. Trappen werden eruit gesloopt, deuren uit sponningen gehaald, de zolder verwijderd, etcetera. Regen, sneeuw en wind kregen vrij spel in de molen. Het sluitsteentje boven de deur, met het stichtingsjaar 1849, hakte men eruit. Nadien heerste er jaren in en rond de molenstomp een onbeschrijfelijke chaos, terwijl de natuur verder afbreekt wat eens door mensenhanden was gewrocht. Vogels, die zich in de ruïne hebben genesteld, vliegen verschrikt op als ze worden gestoord. Januari 1975 overleed te Oud-Alblas oud-molenaar Pieter de Krey op 102-jarige leeftijd.

Nieuw elektrisch gemaal

In 1979 viel ook het dieselgemaal uit de gratie. Dit werd toen vervangen door een geheel automatisch werkend elektrisch watergemaal, dat in oktober van dat jaar in werking kon worden gesteld. Een bronzen naamplaat op dit gemaal vermeldt daarbij nog de volgende gegevens: Spaans Hoofddorp Holland, 1979 – CN 15277. Het nieuwe gemaal werd aangesloten op het centrale signalerings- en comman­dosysteem van het waterschap De Nederwaard, dat ondergebracht is in het uit-wateringsgemaal in Kinderdijk. In 1979 ging ook machinist Verstoep met pen­sioen. Het oude dieselgemaal is tot op de dag van vandaag nog steeds bedrijfs-vaardig. Het werd niet gesloopt omdat dit meer kostte dan het laten staan.

Stil

Rond de zwaar verminkte molenstomp is het nu stil geworden. Dromerig staat het restant te staren in een verwoede poging om de herinneringen uit het verleden niet op de vlucht te jagen. Maar ook voor deze molenstomp zal onmiskenbaar eens de tijd aanbreken dat tot algehele sloop zal worden overgegaan. Dankzij dit artikel zal de herinnering aan dit stukje waterschapsgeschiedenis echter nu voor het na­geslacht bewaard blijven.

Bronnen

De waterkeeringen, waterschappen en polders van Zuid-Holland. Deel IV. Teixeira de Mattos 1929
Van hennepland tot huizenzee, Ir. W. Bos. Sliedrecht 1978
Schoonhovense krant, 16 september 1974
Jaarboek van de Hollandse Molen 1935-1942, blz. 213
De Klaroen, 19 september 1974
Tijdschrift Historische Vereniging Sliedrecht, november 1985
Archief Hoogheemraadschap Groot Alblasserwaard., Polder Sliedrecht, nr. 73 + notulenboeken
Archief Polder Sliedrecht, Gemeente Sliedrecht
J. Rietveld, Giessenburg
W. Schagen, Sliedrecht
J.H. v.d. Jagt, Sliedrecht
De Bruin, Oud-Alblas
H.A. Visser, Papendrecht
J. van Heukelum, Alblasserdam
CA. de Bode, Bleskensgraaf
Mevrouw B.J. Huijgen-de Krey, Oud-Alblas
J. Verstoep, Oud-Alblas/Bleskensgraaf
T. Dubbeldam, Alblasserdam
Illustraties A. Korpel

Naschrift van de heer Korporaal

Uit Het Kontakt, 12 april 1990. Bleskensgraaf. Door nog onbekende oorzaak ont­stond vorige week dinsdagavond (3 april 1990) een brand in de ruïne van de molen aan Abbekesdoel. In de molen lag veel hout en afval. Door de wind werd het vuur extra aangewakkerd. Al snel stond de oude molen in lichterlaaie, zodat de brandweer uit moest rukken (dit was de Zuidmolen van de polder Sliedrecht).

Dit artikel is eerder verschenen in het kwartaalblad ‘De Binnenwaard’ september 2005.