Inwerkingstelling gemaal Over- en Nederslingeland

Het is dit jaar 80 jaar geleden dat het dieselgemaal van de polder Over- en Nederslingeland in werking gesteld werd.

Het is dit jaar 80 jaar geleden dat het dieselgemaal van de polder Over- en Nederslingeland in werking gesteld werd. In 2016 schreef de heer I. Vermeulen al een uitgebreid artikel over dit gemaal. Naar nu blijkt stond in het tijdschrift De Boerderij van 22 april 1941 een fotoreportage van de officiële inwerkingstelling van het gemaal. Ook werden er persoonlijke herinneringen van wijlen de heer Cees Kooijman gevonden, die een goed beeld geven van het transport over de smalle Postkade.

Veel belangstelling bij de inwerkingstelling van het gemaal op 22 april 1941. Rechts het polderbestuur.

Motorgemaal met behoud van bestaand scheprad

Het is 22 april 1941 als burgemeester Diepenhorst het nieuwe gemaal van de polder Over- en Neder-Slingeland officieel in werking stelt. De polder beschikte tot 1940 over een stoomgemaal. Toen besloten was om dit te vernieuwen vroeg het polderbestuur advies bij het Instituut voor Landbouwwerktuigen en –gebouwen te Wageningen. Directeur professor Visser adviseerde de polder om er een motorgemaal van te maken met behoud van het bestaande scheprad. De moeilijkheid bij zo’n combinatie is dat er een grote vertraging moet plaatsvinden van de snellopende motor (in dit geval 350-400 toeren per minuut) op het langzaam lopende scheprad (8 à 9 ½ toeren per minuut). Dit deed polderbesturen tot die tijd vaak besluiten om bij vernieuwing van een schepradgemaal het scheprad te vervangen door bijvoorbeeld een centrifugaalpomp. Echter bij een lage opvoerhoogte was een scheprad eigenlijk te verkiezen boven een centrifugaalpomp. Rond deze tijd werd dan ook vaker gekozen voor behoud van het scheprad. Als overbrenging tussen motor en scheprad ging men gebruik maken van een combinatie van riemaandrijving en tandwieloverbrenging. Dit nam wel vrij veel ruimte in, terwijl ook de smering van de tandwielen een moeilijkheid vormde.

Gesloten tandwielkast

In dit nieuwe gemaal is daarom voor het eerst gebruik gemaakt van een gesloten tandwielkast met dubbele overbrenging, gefabriceerd door de Rotterdamse firma Rademaker. Hiermee werd een vertraging verkregen van 1 : 42 en bovendien nam deze oplossing minder ruimte in.
De door de firma Crossley Motoren N.V. in Den Haag geleverde motor was 50 pk sterk.

Tussen de motor en de tandwielkast zit een wrijvingskoppeling, zodat de motor onbelast in werking gesteld kon worden. Daarmee werd ook een veiligheidsmechanisme verkregen wat van belang was voor het geval er een plotselinge weerstand optrad, bijvoorbeeld doordat er een stuk hout in het scheprad kwam. Bovendien was er tussen tandwielkast en scheprad een flexibele koppeling geplaatst, zodat nog meer zekerheid verkregen werd.

Burgemeester Diepenhorst (1) zet het gemaal in werking; prof. Visser (2), de heer P. Schakel (3, voorzitter van de Overwaard) en de heer De Haas van Crossley Motoren N.V. (4) kijken toe.

Gunstige meetresultaten

De schoepen van het scheprad waren twintig centimeter verlengd. Dit was nodig om, met het oog op de hoogte van de tandwielkast, de vloer niet te laag te moeten leggen. Bij het proefdraaien bleek dat bij volle belasting de motor slechts 174 gram ruwolie per E.P.K. (effectief paarden-krachtuur) per uur verbruikte. Dit was zeer gunstig en bovendien lager dan gegarandeerd werd. Voor wat betreft de waterverplaatsing bleek dat per minuut 53,8 kubieke meter water uitgeslagen werd bij 8,3 toeren van het scheprad en 30 pk van de motor bij een opvoerhoogte van 1,36 meter.

Een waterverplaatsing van 53,8 kubieke meter per minuut voor een polder van 460 hectare moest ruim voldoende zijn. Indien nodig kon het aantal toeren van het scheprad nog worden opgevoerd tot 9 ½ per minuut bij 400 toeren van de motor.

Als nieuwigheid voor dergelijke gemalen maakte de ingebouwde centrale verwarming gebruik van het motorkoelwater. Bovendien kon het eigen elektrisch licht opgewekt worden met behulp van gelijkstroomdynamo en batterij. Al met al een duurzaam gebouw dat ontworpen was door de heer C. Roozendaal, de opzichter van de polder.

Officiële inwerkingstelling

Burgemeester Diepenhorst van Giessen-Nieuwkerk én Peursum zette het gemaal officieel in werking. De polder lag op het grondgebied van de toenmalige gemeenten Peursum en Noordeloos. Na afloop van de beproeving en inwerkingstelling was er een bijeenkomst in de polderkamer, waarbij de voorzitter van de polder, de heer D. Kooijman, woorden van dank richtte tot allen die aan de totstandkoming van het gemaal meewerkten. Een speciaal woord van dank richtte hij tot professor Visser die de technische plannen uitwerkte. Daarna kregen nog het woord professor Visser, de heer P. Schakel (als voorzitter van waterschap Overwaard waartoe de polder hoorde), de heer De Haas als directeur van Crossley Motoren N.V. en de heer Roozendaal, opzichter van de polder. Met deze ‘doelmatige bemalingsinrichting’ moest de polder weer jaren vooruit kunnen. Hiermee had men het polderpeil ongetwijfeld geheel in de hand, zodat de gewenste waterstand voor een maximale grasopbrengst gehandhaafd kon worden, aldus het verslag in De Boerderij.

Opzichter Roozendaal (X) bekijkt aandachtig de ingebouwde stuw, die nodig was om voor de proef voldoende opvoerhoogte te krijgen.

Wat Cees Kooijman vertelde
Iemand die veel wist over Nederslingeland, zowel uit eigen waarneming als door archief-onderzoek en via mondelinge overlevering, was Cees Kooijman (1904-1992). Zijn kennis deelde hij dikwijls met Barend Bode, die hieronder weergeeft wat Cees hem vertelde over de Nederslingelandse gemalen:

‘De stoomketel werd in 1938 afgekeurd. Ook de stoommachine was aan een grote reparatie toe. En er kwamen verzakkingen voor. Dit alles zou dusdanig grote kosten met zich meebrengen, dat de ingelanden in hun vergadering van 17 maart 1939 besloten het 40 jaar oude gemaal af te breken en door een nieuwe ruwoliemolen te vervangen.
Professor Visser uit Wageningen werd als deskundige in de arm genomen. In zijn aanwezig-heid besloten de ingelanden op 25 mei 1939 om het in de vorige vergadering genomen besluit (het plaatsen van een motor met pomp) in te trekken en over te gaan tot het plaatsen van een 50pk-motor met behoud van scheprad.

Aan het eind van het jaar, op 15 december 1939, vergaderden de ingelanden opnieuw. Aanwezig waren het bestuur, enkele ingelanden, professor Visser en de heer De Haas, directeur van de N.V. Crossley Motoren te Den Haag.

Bouwkundige C. Roozendaal vertelde de aanwezigen dat het gebouw was verzakt en het plaatsen van de nieuwe motor daarom zeer bezwaarlijk was. Het stichten van een nieuw gebouw kostte 2.000 gulden meer, maar hij adviseerde toch hiertoe over te gaan. In een vorige vergadering was besloten een geldlening aan te gaan van ten hoogste 10.000 gulden, maar nu werden de extra kosten geraamd op 2.000 gulden voor een nieuw gebouw en circa 3.000 gulden voor het plaatsen van een tandwielkast. Na enig heen en weer gepraat bracht de voorzitter het voorstel in stemming om het oude gebouw af te breken en het opnieuw laten bouwen van een gebouw met beheiïng eronder. Het werd met algemene stemmen aangenomen.

De voorzitter zei dat, nu tot nieuwbouw was besloten, een tweede geldlening nodig zou zijn en stelde voor een lening van 5.000 gulden aan te gaan. De heer Roozendaal vreesde dat 6.000 gulden nodig zou zijn. De heer Jonkers stelde voor tot 7.000 gulden te gaan, om bij moeilijkheden verdere teleurstelling te voorkomen. Het bestuur nam dit voorstel over, waarna besloten werd een lening van 7.000 gulden aan te gaan.
Professor Visser vroeg vervolgens wanneer men wilde beginnen met bouwen. De voorzitter wilde wachten tot het voorjaar, maar de meerderheid van het bestuur wilde echter doorwerken. Ook de heer De Haas had bezwaar tegen uitstel, in verband met de onzekere tijdsomstandigheden.’

Vervoer over de Postkade

Cees vertelde verder: ‘Tot zover de notulen over de bouw. Nu uit persoonlijk weten over deze aangelegenheid (mijn vader Dirk Kooijman was de voorzitter). De onzekere tijdsomstandigheden waren er juist de oorzaak van dat de voorzitter níet met afbreken van het oude gemaal wilde beginnen. Engeland was al in oorlog met Duitsland, en de Crossley-motor was van Engels fabricaat. De voorzitter wilde dan ook niet dat er met afbreken begonnen werd voordat de Crossley-motor, met alles wat er bij hoorde, aanwezig was.
Bij de heer Jac. Kooijman kon alles opgeborgen worden in zijn boerderij en toen alles aanwezig was is men met de afbraak begonnen. Tot 17 april is er gemalen. Ondanks dat op 10 mei ook Nederland in de oorlog werd betrokken is de bouw van het nieuwe gemaal vlot verlopen, want op 18 november 1940, dus ruim een half jaar na het begin van de afbraak, is voor het eerst gemalen.
In 1940 is uitgegeven voor ‘aanleg nieuwe werken’ f 14.974,40.’
Met Jac. Kooijman bedoelde Cees waarschijnlijk Jacob Kooijman, de in 1892 geboren zoon van Jan Kooijman en Metje Cornelia van Houweling. Hij woonde in een boerderij op de plek waar nu, anno 2021, het pand Slingelandseweg 12 staat.

Uit eigen herinnering wist Cees:
‘Onder de opgeslagen goederen was de tandwielkast, wegende 1½ à 2 ton, die van Jac. Kooijman over de smalle Postkade, naar het machinegebouw gebracht moest worden.
De tandwielkast was veel te zwaar om op een wagen of kar vervoerd te worden. Dit is toen gebeurd met misschien wel het oudste middel tot vervoer- uit de tijd toen men nog geen mogelijkheid had van wiel en rad om iets te verplaatsen- met een aantal rollen, bestaande uit gladde ronde palen, elk ongeveer 10 à 12 centimeter dik en een paar meter lang.
De tandwielkast werd op een paar rollen gezet, er werden nog een paar rollen ervoor gelegd en het ‘blok’ (de tandwielkast) bonden we aan de strengen van de haam van een paardentuig.
Zo gingen we op weg, met mijn persoon als geleider van het paard. Als er een rol van achteren vrij kwam, werd die weer vooraan tussen blok en paard gelegd. Zo zijn we na een paar uur, zonder ongelukken en tot opluchting van het bestuur en vooral van de opzichter Roozendaal, bij het machinegebouw aangekomen. Het was ondanks de spanning of alles goed zou gaan, een prettig en voor ieder die er aan meewerkte een voldoening gevend karweitje geweest.’

De burgemeester (1) en professor Visser (2) spreken met de machinist van het gemaal.

Maaluren

Tot slot diepte Cees nog de volgende informatie op over het stoomgemaal (dat dienst deed van 1901 tot 1940) en het motorgemaal (1940-1980): ‘Door het stoomgemaal is gemiddeld per jaar 510 uren gemalen, het op stoom stoken niet meegerekend. Het jaar 1921 had de minste maaluren met 155½, de meeste maaluren waren er in het jaar 1912 met 870 uren.

Het motorgemaal had een gemiddelde van 588 uren per jaar, met als laagste aantal 334 uren in het jaar 1949 en als hoogste 945 uren in het jaar 1966.’

‘In 1940 is aan de polder Nieuw Goudriaan (Zuidzijde) voor hulpmalen tijdens het bouwen van het nieuwe gemaal 358 gulden betaald. In de jaren 1943-1944 en 1945, toen op bevel van de bezetter het Slingelandse gemaal geen stookolie meer mocht gebruiken, is eveneens door Nieuw Goudriaan met haar elektrisch gemaal het overtollig water weggemalen.’
‘Het motorgemaal heeft tot eind 1980 dienst gedaan en is vervangen door een elektrisch vijzelgemaal, dat gebouwd werd naast het bestaande gebouw, dat als monument, omdat het een motorgemaal met scheprad is – een unicum in de waterhuishouding – moest blijven bestaan.’